De bogen hebben 4 grote stempels en 4 kleine. De grote stempels zitten aan de kant van het landhoofd, en recht onder het ‘kruis’ in de zijwand, waar de boog op de achterste pilaar rust. De voorkant van de boog rust op de voorkant van de pilaren d.m.v. 4 kleine stempels, 1 onder elke rail van de 2 sporen.
De 4 grote stempels hebben een gat aan de onderkant waarin een stukje M2 draadeind ingedraaid kan worden. Op deze manier kunnen de stempels aan de binnenkant van de landhoofden en pilaren met een moertje vastgezet worden.
De 4 kleine stempels worden aan de brug gelijmd en vallen in 4 gaatjes in de pilaar, zodat ook de zijdelingse positie en de passing zo goed mogelijk geborgd wordt.
Plaats de bogen op de landhoofden en pilaren, en plaats ook de toren, om exact te bepalen waar de stempels en de gaten voor de stempels in landhoofd en pilaar gemaakt moeten worden. Hou er ook rekening mee dat de voorkant van de boog en de toren gelijk zitten; als de toren te ver naar voren staat komt het val te ver van de boog af en krijg je dus teveel ruimte tussen de sporen. Toren en boog moeten exact goed staan. Let ook ook op de ruimte tussen de boog en de toren, dat dit ook goed in het midden zit. Wees hier zeer zorgvuldig!
Zie voor de boorgaten in de pilaren en landhoofden de bouwbeschrijving aldaar.
Let op! Het beste is om eerst de stempels aan de torens te bouwen, en de torens zo goed mogelijk op de pilaten te zetten, en daarna pas de bogen te doen.
Tip: merk de landhoofden en pilaren aan de onderkant met de tekst ‘noord’ of ‘zuid’ zodat je weet welke boog en welke toren op welke pilaar of landhoofd pas is gemaakt! (de zuidelijke boog heeft 4 katrolwielen, de noordelijke niet, de zuidelijke toren heeft de cabine en motorhuis)